Bericht | Voorbereid zijn op je loopbaan en kiezen voor ‘groene’ beroepen
Bericht | Voorbereid zijn op je loopbaan en kiezen voor ‘groene’ beroepen
Onderzoek naar opvattingen van tieners over klimaatverandering moet meer inzicht geven in hun perceptie van beroepskeuzeadvies en duurzaam werk.
Auteur: Anthony Mann
In de afgelopen jaren heeft de OESO vanuit verschillende invalshoeken onderzoek gedaan naar opvattingen van tieners over klimaatverandering en andere milieuvraagstukken. In dit artikel ga ik in op de bevindingen van drie studies die gebruik maken van statistische gegevens om meer inzicht te krijgen in wat scholieren verwachten van beroepskeuzeadvies en op welke manier deze moet worden gegeven om de paden naar duurzaam werk breed toegankelijk te maken.
Uitkomst PISA over perspectief van groene toekomst van jongeren (OESO-landen)
Elke drie jaar vullen 15-jarigen uit tientallen landen wereldwijd (zowel uit OESO-lidstaten als andere landen) een aantal vragenlijsten in om hun kennis en vaardigheden op het gebied van lezen, wiskunde en natuurwetenschappen te toetsen en om een goed beeld te krijgen over hun opvattingen en ervaringen. Daarnaast worden in deze PISA-studie (www.oecd.org/pisa) gegevens verzameld over de scholen en de sociale achtergrond van deze scholieren. Deze unieke set aan gegevens vertelt ons veel over het leven van jonge mensen in de laatste jaren van hun vervolgopleiding. De meest recente PISA-bevindingen zijn gebaseerd op de vragenlijsten die in 2018 zijn ingevuld door 600.000 scholieren uit 79 landen uit verschillende economische regio’s.
De groene generatie: Hoe denken 15-jarigen over het milieu?
Zie: OECD (2020), PISA 2018 Results (Volume VI): Are Students Ready to Thrive in an Interconnected World?, PISA, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/d5f68679-en.
Allereerst, er zijn veel positieve resultaten. De overgrote meerderheid van de scholieren geeft aan dat zij school de plek bij uitstek vindt om over het milieu te leren en negen van de tien schooldirecteuren geven aan dat opwarming van de aarde en klimaatverandering onderdeel is van het lesprogramma. De meeste scholieren (72%) geven aan dat zij kunnen uitleggen waarom sommige landen meer te kampen hebben met de gevolgen van klimaatveranderingen dan andere. Veel scholieren (65%) zeggen dat zij een discussie kunnen voeren over de impact van economische ontwikkeling op het milieu of kunnen uitleggen dat er een verband is tussen CO2-uitstoot en opwarming van de aarde (63%).
Over de hele wereld zijn acht van de tien scholieren in de OESO-landen het er bovendien mee eens of zeer mee eens dat “zorg dragen voor het milieu wereldwijd voor mij persoonlijk belangrijk is”. Veel scholieren zetten zich ook actief in voor bescherming van het milieu. Ze geven aan dat zij thuis proberen om minder energie te gebruiken (71%) en dat zij uit ethische overwegingen of vanwege het milieu kiezen voor bepaalde producten. Scholieren zijn bovendien ook voor activisme om klimaatverandering een halt toe te roepen. Veel scholieren geven aan dat zij:
- zich actief inzetten voor bescherming van het milieu (39%);
- producten of bedrijven om politieke, ethische of milieuredenen boycotten (27%) en;
- online petities met betrekking tot milieu of maatschappij tekenen (25%).
Uit het PISA-onderzoek blijkt echter ook dat scholieren met minder kennis en vaardigheden op het gebied van milieuwetenschappen vaak een bijna naïef optimisme aan de dag leggen dat de milieuproblemen in de toekomst gewoon zullen verdwijnen. Met meer kennis kunnen scholieren een realistische inschatting maken van de omvang van de uitdagingen die hen te wachten staan. Veel scholieren hebben ook niet het idee dat zij een positieve verandering in gang kunnen zetten. Slechts zes van de tien scholieren (gemiddeld in alle OESO-landen) zijn het ermee eens dat “ik iets kan doen aan de problemen in de wereld”. In Oostenrijk bijvoorbeeld is ongeveer tweederde van de scholieren het er mee eens of zeer mee eens dat zorg dragen voor het milieu voor hen persoonlijk belangrijk is, maar minder dan de helft is het ermee eens dat zij zelf iets kunnen doen om de uitdagingen wereldwijd aan te pakken.
Ambiëren jongeren een ‘groene’ loopbaan?
Zie: Mann, A and Besa, F, Looking for green engineers – Insights from PISA 2018, OECD Education Today Blog, March 22 2021.
Ambiëren jongeren, gezien hun grote bezorgdheid over het milieu, ook een ‘groene’ loopbaan? In het PISA-onderzoek in 2018 werd scholieren gevraagd wat voor werk zij verwachtten te doen op hun dertigste. In de OESO-landen werd door ongeveer de helft van de vijftienjarigen, die ook echt een beroep noemden, slechts een tiental beroepen genoemd. Dit concentratieniveau is sinds het begin van de eeuw toegenomen en ligt in sommige landen, vooral buiten de OESO, inmiddels boven de 70%. Tot de populairste verwachtingen – waarbij moet worden benadrukt dat dit is wat de scholieren verwachten, niet per se waarop zij hopen – behoren beroepen als arts, leraar, advocaat en politieagent. In de PISA-beoordelingen schrijven scholieren hun beroepsverwachtingen op en deze worden vervolgens gecodeerd aan de hand van de International Standard Classification of Occupations (ISCO), die voor het laatst in 2008 is herzien. Op het eerste gezicht lijkt er niet echt belangstelling te zijn voor een groene loopbaan. De Internationale Arbeidsorganisatie geeft hiervoor de volgende verklaring:
“In het ISCO-classificatiesysteem worden er maar weinig beroepen genoemd die specifiek in verband kunnen worden gebracht met het verbeteren van duurzaamheid. Milieumedewerkers en afvalsorteerders zijn nagenoeg de enige beroepen die de classificatie groen hebben. Zelfs voor banen in afvalsortering geldt, dat deze niet als groen kunnen worden aangemerkt, als er sprake is van schadelijke emissies of restmaterialen, of wanneer het werk niet voldoet aan de normen voor menswaardig werk. De meeste groene banen zijn te vinden in sectoren die ook niet-groene banen omvatten. Zo kan een werktuigbouwkundige die werkt op het gebied van hernieuwbare energie of afvalverwerking worden beschouwd als iemand met een groene baan, terwijl een werktuigbouwkundige met nagenoeg dezelfde vaardigheden die werkt in de productiesector of in de fossiele energiesector dat niet is, tenzij die baan hoofdzakelijk is gericht op procesverbetering.” (C. Gregg et al. 2018, Anticipating skill needs for green jobs A practical guide, ILO)
Het is echter wel mogelijk om de belangstelling voor techniek te peilen. Voor de aanpak van klimaatverandering is een nieuwe generatie engineers nodig om duurzaamheid in brede zin te verbeteren, zoals voor de verwerkende industrie, transport, de bouw en energiewinning. En hiervoor zijn allemaal deskundige engineers nodig.
In de OESO-landen zegt 7,8% van de jongens en 1,8% van de meisjes van 15 die een specifiek beroep voor ogen hebben, dat zij verwachten dat zij op hun 30e in de techniek zullen werken. Deze gender gap is een belangrijk aandachtspunt, maar is niet het onderwerp van deze paper. Ons onderzoek is eerder gericht op de vraag of scholieren voor wie milieu een belangrijk thema is, meer of minder belangstelling tonen voor een loopbaan in engineering dan hun leeftijdsgenoten die niet die belangstelling hebben. Wordt techniek gezien als een ‘groene’ loopbaan? Heeft techniek ook de meeste belangstelling van de jongeren die het meest bezorgd zijn over klimaatverandering? Het antwoord op beide vragen is nee. In de OESO-landen verwacht 4,4% van alle 15-jarigen die het er sterk mee eens zijn dat zorg dragen voor het milieu belangrijk voor hen is, dat zij op hun dertigste in de techniek zullen werken ten opzichte van 4,3% van de studenten die minder begaan zijn met groene kwesties.
Effectieve loopbaanbegeleiding: het OECD-onderzoek naar Career Readiness
Zie: www.oecd.org/education/career-readiness
We kunnen deze uitkomst op twee manieren interpreteren. Enerzijds kan het zo zijn dat in veel landen techniek nog steeds niet redelijkerwijs als een groene beroepssector kan worden beschouwd, omdat de verwerkende industrie, transport, bouw enz. er niet in slagen zich aan te passen aan de nieuwe realiteit van klimaatverandering. Een andere mogelijkheid is dat de beroepsgroep zich wel heeft aangepast of bezig is zich aan te passen, maar dat jongeren zich niet bewust zijn van die aanpassing en dat de arbeidsmarkt nog niet goed op jongeren is afgestemd.
Hoewel niet kan worden verwacht dat door beroepskeuzevoorlichting technische beroepen ‘groen’ worden, ligt hier wel een verantwoordelijkheid om jongeren het eigentijdse karakter van techniek te laten inzien. Er zijn echter goede redenen om aan te nemen dat veel scholieren tijdens hun opleiding een weinig concreet beeld hebben van de arbeidsmarkt en alle mogelijkheden. Uit het PISA-onderzoek van 2018 blijkt bijvoorbeeld dat (van de deelnemende OESO-landen) gemiddeld slechts 50% van de 15-jarigen met een loopbaanadviseur had gesproken en dat minder dan 40% ooit naar een banenbeurs was geweest, een bedrijf had bezocht of stage had gelopen. Een op de vier scholieren heeft geen idee wat voor baan hij of zij of die als 30-jarige zal hebben en een op de vijf (oplopend tot een op de drie bij kansarme(re) jongeren) ambieert een loopbaan waarvoor een universitaire opleiding is vereist, maar is niet van plan verder te studeren.
Het afgelopen jaar heeft het Career Readiness-team van de OESO de datasets geanalyseerd waarin het verband tussen loopbaangerelateerde opvattingen en ervaringen van tieners en de werkgelegenheidsresultaten op volwassen leeftijd is onderzocht. De studie richt zich op longitudinale datasets van 10 landen (Australië, Canada, China, Denemarken, Duitsland, Korea, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Uruguay). Bij dit soort datasets gaat het om grote representatieve steekproeven van kinderen tijdens hun tienerjaren tot aan hun volwassenheid. Door gebruik te maken van statistische controles voor die aspecten van het leven die veelal bepalend zijn voor arbeidsmarktresultaten (gender, sociale achtergrond, academische prestaties, geografische ligging, enz.) kan worden vastgesteld welke aspecten van het leven van tieners rond de leeftijd van 15 jaar in verband kunnen worden gebracht met lagere werkloosheid, hogere lonen en meer voldoening over werk en loopbaan rond de leeftijd van 25 jaar. Voor het eerst is er op deze schaal in meerdere landen onderzoek gedaan naar de indicatoren die de mate aangeven waarin tieners voorbereid zijn op hun loopbaan. Het onderzoek bevestigde 11 voorspellende indicatoren.
Indicatoren die bevestigen dat tieners voorbereid zijn op hun loopbaan:
Het eerste inzicht dat uit de data naar voren kwam, was dat het voor jongeren belangrijk is om zelf een beeld te vormen van de praktijk. Van de scholieren die gesprekken hadden met een beroepskeuze- of loopbaanadviseur, naar banenbeurzen gingen en snuffel- of meeloopstages deden, kan worden dat zij het later beter zullen doen. Dit geldt ook voor scholieren die deelnemen aan activiteiten om hun sollicitatie- en sollicitatiegespreksvaardigheden te ontwikkelen en veelal worden dit soort mogelijkheden door werkgevers aangeboden. Deelname aan beroepsgerichte korte programma’s die vooral in Australië, Canada en de Verenigde Staten populair zijn, houdt meestal ook betrokkenheid van de werkgever in, hetzij via stages, uitbreiding van het lesprogramma of loopbaanbegeleiding. Dit soort programma’s of maatschappelijke stages neemt meestal één à twee dagen per week in beslag en vindt plaats binnen het kader van algemene vorming. Tot slot is er een duidelijke relatie tussen praktijkervaring via parttime- of vrijwilligerswerk en betere resultaten. Hierbij moet ook worden opgemerkt dat ook stages via school nuttig kunnen zijn, maar de gegevens hierover zijn te beperkt om deze activiteit als indicator aan te wijzen. Programma’s moeten daarom ruime mogelijkheden aan scholieren bieden om rechtstreeks in contact te komen met mensen op het werk en om zelf binnen een bedrijf te kijken. Jongeren krijgen hiermee de mogelijkheid om nieuwe en nuttige informatie tot zich te nemen, hun horizon te verbreden en meer op maat over hun eigen loopbaan na te denken, omdat zij zelf van de echte praktijk kunnen proeven.
Hierdoor kan het ook zijn dat jongeren op een meer volwassen manier naar hun loopbaanmogelijkheden gaan kijken en dat is het tweede belangrijke inzicht. Uit de PISA2018-dataset blijkt overduidelijk dat scholieren die deelnemen aan begeleidingsactiviteiten naar verwachting een duidelijkere, ambitieuzere en meer op hun eigen persoon toegesneden loopbaanplanning hebben. Van deze jongeren is het waarschijnlijker dat zij een positieve relatie zien tussen wat zij op school leren en hun beroepsmogelijkheden als volwassene.
Deze statistische relatie laat zien hoe belangrijk het is dat scholen een cultuur van nieuwsgierig zijn en onderzoeken stimuleren en faciliteren. Een van de meest opvallende indicatoren zijn de gesprekken met beroepskeuze- en loopbaanadviseurs, leraren, familie en vrienden. Het is misschien moeilijk voor te stellen dat één gesprek zo’n grote invloed kan hebben op waar iemand tien jaar later staat, maar dat is wat uit de data blijkt. Dit zegt waarschijnlijk ook veel over de mentaliteit of de instelling van de jongere in kwestie. Jongeren die gesprekken aanknopen met mensen in hun omgeving, geven een hoge mate van betrokkenheid aan. Zij zijn actief bezig om zich een voorstelling te vormen van hun toekomst en om die te plannen. Een dergelijke betrokkenheid is niet iets wat kan worden uitgesteld tot het laatste jaar van het vmbo of tot een ander belangrijk beslissingsmoment. Met beroepskeuze- of loopbaangesprekken moet, zoals de Oostenrijkse wetenschapper Jim Bright beargumenteert, vroegtijdig worden begonnen. De gesprekken moeten ook vaak plaatsvinden en onderdeel zijn van het onderwijsaanbod. Jongeren moeten ook tal van mogelijkheden krijgen om in contact te komen met mensen in de praktijk bij verschillende bedrijven, zodat zij hun horizon kunnen verbreden en nieuwe ideeën en ervaringen kunnen opdoen, waardoor zij steeds beter keuzes kunnen maken voor scholing en training die aansluiten bij hun persoon. Beroepskeuzevoorlichting moet al op de basisschool beginnen, zodat jongeren steeds meer inzicht krijgen in de relatie tussen opleiding en werk en beseffen dat er niet zoiets bestaat als één ideaal beroep dat we allemaal moeten nastreven.
Welke gevolgen heeft het OESO-onderzoek voor het geven van ‘groene’ beroepskeuzeadviezen?
Uit de analyse van de OESO blijkt dat de reguliere arbeidsmarkt niet goed inzoomt op jongeren. De loopbaanambities van 15-jarigen zijn weinig veranderd sinds 2000, toen in het kader van PISA 15-jarigen voor het eerst werd gevraagd welk beroep zij voor zichzelf voor ogen hadden. Er mag niet van worden uitgegaan dat scholieren een goed beeld hebben van de huidige arbeidsmarkt in volle breedte, van de trends op de markt of van het onderwijsaanbod en de kans op passend werk. En zeker wanneer de arbeidsmarkt is verstoord, zoals nu door digitalisering en automatisering en in de nasleep van de coronapandemie, brengt dit extra uitdagingen met zich mee. Voor een groene toekomst zijn groene vaardigheden nodig. De IAO verwacht dat er in de komende decennia miljoenen nieuwe groene banen zullen ontstaan. Jongeren moeten dan ook goed worden geïnformeerd over de loopbaanmogelijkheden in deze groene sectoren. De OESO-studie “Career Readiness” benadrukt dat het van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat scholieren ruimschoots de kans krijgen om inzicht te krijgen in deze opkomende beroepen en de wegen daarnaartoe. De taak van de overheid is om ervoor te zorgen dat scholen en werkgevers elkaar weten te vinden. In veel landen ligt deze rol bij arbeids- en uitzendbureaus. In het Verenigd Koninkrijk maakt Inspiring the Future gebruik van online-technologieën om kosten te drukken en om doelgericht de juiste professionals op het juiste moment met de juiste scholieren in contact te brengen. Wanneer partijen elkaar zo snel, gemakkelijk en gratis weten te vinden, moeten dit soort innovaties de multitool zijn in de strategische gereedschapskist van overheden die de uitdagingen van klimaatverandering het hoofd moeten bieden.
Collega’s zijn misschien ook geïnteresseerd zijn in de wijze waarop onderwijsstelsels klimaatverandering integreren binnen vakdidactiek en in de internationale statistieken over de uitdaging die voor ons ligt om het milieu veilig te stellen voor een duurzame toekomst.
OECD (2022), Trends Shaping Education 2022, OECD Publishing, Parijs, https://doi.org/10.1787/6ae8771a-en.
Ten slotte is de OESO van plan om in 2022 haar werkzaamheden op het gebied van “Career Readiness” voort te zetten, waaronder ook een nieuwe analyse over hoe scholen de doorstroming van jongeren naar groene banen het beste kunnen ondersteunen. Wilt u zich aanmelden voor onze mailinglijst voor gratis maandelijkse updates over het werk, het aanpakken van sociale ongelijkheden en het toepassen van digitale technologieën bij adviezen en begeleiding? Stuur dan een e-mail naar career.readiness@oecd.org.
Over de auteur
Dr. Anthony Mann, Senior Policy Advisor for Vocational Education and Adult Learning, is hoofd van het team voor Vocational Education and Training and Adult Learning (Beroepsonderwijs, Praktijkopleidingen en Volwassenenonderwijs) bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in Parijs. In de afgelopen tien jaar heeft Anthony’s team meer dan 50 landenanalyses gedaan in en onderzoeken gepubliceerd over verschillende thema’s, meest recent over leren in de praktijk.
Deze tekst is gebaseerd op een lezing tijdens de Austrian Euroguidance Conference “Green Guidance” in november 2021.
Gerelateerd
- All
- Europese ontwikkelingen
- Guidance-projecten
- Instrumenten en tools
- Kennisbank
- Nationale ontwikkelingen
- Publicaties en onderzoek
- Websites